Door: dr. Rosanne Hebing & Bram Oonk, mei 2022
Op veel basisscholen zijn Chromebooks en digiborden helemaal ingeburgerd en wordt programmeren – denk maar aan Lego Mindstorms of Scratch – steeds vaker onderdeel van het onderwijs. Dat is niet verwonderlijk: technologie hoort bij de leefwereld van kinderen. Oudere basisschoolleerlingen hebben vaak een eigen telefoon en jongere leerlingen zien hoe hun ouders – zeker nu ze meer thuiswerken – gebruik maken van smartphones, tablets en laptops. Elon Musk, de oprichter van Tesla en SpaceX, beweert zelfs dat we zo afhankelijk zijn geworden van onze smartphone dat we cyborgs genoemd zouden kunnen worden.
Computational thinking (CT) heeft alles te maken met die groeiende rol van technologie in onze maatschappij. Remco Pijpers (2018, p. 7) omschrijft CT als “kunnen nadenken over de vraag hoe je met een computer problemen oplost”. In essentie behelst CT een combinatie van denkvaardigheden als patroonherkenning, vooruit- en terugredeneren en stappen in een proces onderscheiden (Wing, 2006). Technologie is een voor de hand liggend middel om leerlingen deze vaardigheden aan te leren. Een BeeBot laat immers direct zien of de stappen die je hebt bedacht en ingevoerd leiden tot het gewenste resultaat. Omdat de rol van technologie in ons dagelijks leven zo groot is geworden, is het niet vreemd om het omgaan ermee ook als doel te stellen in het onderwijs. Technologie wordt door mensen ontworpen om het leven gemakkelijker, comfortabeler of succesvoller te maken. Zelfrijdende auto’s zijn hiervan een goed voorbeeld. Als kinderen jong leren omgaan met technologie en vervolgens leren hoe ze die technologie kunnen aanpassen of zelfs nieuwe technologie kunnen creëren, zullen mensen steeds beter in staat zijn om technologie te gebruiken om te voorzien in maatschappelijke behoeften.
CT roept bij veel leerkrachten het beeld op van computers en programmeren. Dit beeld klopt maar voor een deel. Hebing en Oonk (2022) hebben onder vijftig basisschoolleerkrachten van een scholenbestuur in de Achterhoek een vragenlijst afgenomen om inzicht te krijgen in hun kennis, eigen vaardigheid, didactische vaardigheid en houding ten opzichte van CT. Uit deze vragenlijst blijkt dat een duidelijke tweedeling zichtbaar is tussen leerkrachten die CT associëren met programmeren en het gebruiken van robotica aan de ene kant en leerkrachten die CT zien als een set van denkvaardigheden die het probleemoplossend vermogen van kinderen aanspreken aan de andere kant. De eerste groep leerkrachten verwart CT niet zelden met ICT-basisvaardigheden en de tweede groep schakelt CT eerder gelijk aan logisch redeneren. Idealiter wordt in onderwijs met CT aandacht besteed aan zowel de denkvaardigheden als aan het gebruik van technologie.
Je kunt CT met én zonder technologie onderwijzen. Activiteiten waarbij gebruik wordt gemaakt van een robot of computer worden ‘plugged’ genoemd. Wanneer tijdens onderwijs met CT geen gebruik wordt gemaakt van technologie is sprake van ‘unplugged’ CT. Hoewel de bevraagde leerkrachten niet onverdeeld enthousiast bleken over robotica in de klas, heeft plugged CT voordelen. Zoals eerder gezegd, maakt technologie direct zichtbaar of denkstappen – vertaald naar instructies voor een robot of computerprogramma – kloppen. Als de robot niet doet wat de leerling voor ogen had, is immers iets fout gegaan bij het invoeren van de instructies. Hiermee hebben leerlingen een directe aanleiding om te reflecteren op hun denkproces. Het voordeel van unplugged CT, aan de andere kant, is dat je er weinig voor nodig hebt. Door leerlingen bijvoorbeeld een opdracht te geven om geheimtaal te ontcijferen, zijn ze al bezig met patroonherkenning.
Referenties
Hebing, R. (2022). Computational thinking: van het klaslokaal naar het curriculum van de lerarenopleiding. Volgens Bartjens - Ontwikkeling en Onderzoek, 41(5), 41-47. https://www.volgens-bartjens.nl/art/50-6950_Computational-thinking-van-het-klaslokaal-naar-het-curriculum-van-de-lerarenopleiding
Hebing, R., & Oonk, B. (2022). To BeeBot or not to BeeBot? Praxis Bulletin, 6, 22-25.
Pijpers, R. (2018). Digitale geletterdheid in de praktijk. JSW, 102(7), 6-9.
Wing, J. M. (2006). Computational Thinking. Communications of the ACM, 49(3), 33-35.